6 2 0 A P P E N D I X D
AN INTERVIEW WITH PROFESSOR ALBERT EINSTEIN
Presented below are transcriptions of (1) an original Dutch-language interview with Ein-
stein conducted in Berlin on 29 June 1921 upon Einstein’s return from the United States
and published in the Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC) on 4 July; (2) an English trans-
lation provided for this volume; and (3) the partial German translation of the NRC inter-
view, published in the Berliner Tageblatt (BT) on 7 July 1921, Morning Edition, p. 2. The
controversial nature of some of Einstein’s presumed remarks in this interview elicited much
interest and was preceded by extensive press coverage of his American trip, including a par-
tial English translation of the BT version in the New York Times on 8 July 1921.
1. Een interview met prof. Albert Einstein
Men schrijft ons uit Berlijn d.d. 29 Juni:
Professor Einstein is van zijn uitstapje naar Amerika en Engeland terug! Een ver-
moeiend uitstapje is het wel geweest, maar de groote man heeft er zijn vroolijkheid niet bij
verloren. Toen we hem vroegen of hij tot slot ook nog in Nederland geweest was, riep hij
doodelijk verschrikt: „Bewaar me, en ik was toch al zoo moe van het opzitten en pootjes
geven! Nee, er kon heusch niets meer bij. Amerika is voor iemand die uit zijn stille werk-
kamer komt en een geregeld leven gewend is, toch al rumoerig, roezig en vermoeiend ge-
noeg, maar in mijn bijzonder geval, waar ik vrij wel ging, om te fungeeren als het „bliksem-
parforce“ nummer van een circus-voorstelling, was het heusch al héél erg. Natuurlijk heb
ik ook wel een paar wetenschappelijke voordrachten gehouden, ook wel geprofiteerd van
ontmoetingen met Amerikaansche collega’s, maar dáár was het toch niet om begonnen. Ik
ging echt ten behoeve der Joodsche zaak. Ja, ik heb mijn naam en per slot me zelf in dienst
gesteld van de Zionistische beweging om propaganda te maken voor Palestina, en het ei-
genlijke doel van den Amerikaanschen tocht was, geld te verzamelen voor een fonds om in
Jeruzalem een universiteit te grondvesten. Of ik dat baantje op zich zelf prettig vond? Nee,
prettig niet bepaald: ik verafschuw het spreken voor „Massen-Versammlungen“, en . . .
daar kon ik me toch niet aan onttrekken. Echter het geheel was heel interessant en buiten-
gewoon verfrisschend. Ik kwam me soms wel wat vreemd voor, als ik denk b.v. aan de aan-
komst in New York (en hier barstte Prof. Einstein uit in een daverend gelach) toen we uit
A P P E N D I X D
Previous Page Next Page