850 APPENDIX C VERSLAGEN 159 Spreker beschreef een proef die op het eerste gezicht licht over deze questie schijnt te kunnen verschaffen. Men laat een bundel kanaalstralen zich bewegen met 1/300 lichtsnelheid voorbij een spleet die in het brandvlak van een lens is geplaatst. Wanneer de emissietijd niet buitengewoon kort is, verkrijgt men achter de lens een waaiervormigen bundel van vlakken van gelijke phase. Laat men deze golven bovendien nog door een dispergeerend medium gaan, dan mag men verwachten dat de lichtstraal daarin niet recht verloopt, en de deviatie van de rechte baan wordt grooter naarmate de lichtstraal een langeren weg in het disper- geerend medium heeft af te leggen. Dit zou ten slotte neerkomen op een verplaatsing van een door een tweede lens ontworpen beeld van de spleet. Gaat men echter dieper op de theorie van dit verschijnsel in, dan blijkt dat de vermoedde verschuiving niet zal plaats vinden. Inderdaad kon experimenteel de verschuiving dan ook niet worden waargenomen. Spreker meent thans echter een proef te kunnen aangeven die definitieve gegevens zou kunnen verschaffen over den tijdsduur der lichtemissie. Hierbij laat men weer een bundel kanaalstralen zich in het brandvlak van de lens bewegen. Achter de lens bevindt zich op een zekeren afstand van elkaar een paar half- verzilverde glasplaten. In het brandvlak van een tweede lens zou men nu bij een stilstaanden lichtbron interferentie ringen waarne- men. Heeft men echter, als bij de kanaalstraaldeeltjes het geval is, een zich bewegende lichtbron, dan moet het inferentie beeld verdwijnen, maar het kan vervolgens weer zichtbaar gemaakt worden door een van de, oorspronkelijk nauwkeurig parallel ge- stelde, platen iets te verdraaien zoodat deze een kleinen hoek met elkander vormen. Naar aanleiding van deze voorgestelde proef ontstond een zeer levendige discussie waaraan onder meer de heeren Ehrenfest, Zernike, Burgers, Van der Waals, en Vening Mei- nesz deelnamen. Enkelen waren van meening dat, mocht de voor- geslagen proef het verwachte resultaat opleveren, dit ook met de klassieke opvatting verklaard zou kunnen worden.
Previous Page Next Page