E U L O G Y F O R H . A . L O R E N T Z 9 2 5 bekende verhouding tusschen electrostatische en electromagnetische eenheden. Hij heeft aan elkaar vertonden de uitbreiding in de ruimte der electrische en magnetische velden en de lichtuitbreiding. Men gaat dan van het materieele deeltje als grondidee over naar het idee van het veld, doch de meeste physici twijfelen tusschen twee opvattingen. Na Maxwell zijn zijn onmid- dellijke leerlingen geheel van de veldtheorie overtuigd: de physici van het vaste land vrij- wel allen, dus behalve de Engelschen. Laatstgenoemden zijn niet zoo radicaal en hunne be- schouwing behoudt meer overeenkomst met die van Newton, n.l. electriciteit zit gebonden aan de materie en door het veld wordt deze electriciteit verschoven. In deze theorie blijft alles berusten op de afstandswerking tusschen de electrisch geladen materieele deeltjes: het lichtverschijnsel liet zich niet op een natuurlijke wijze in deze theorie invoegen. Aan den anderen kant behandelen de volgelingen van Maxwell de velden in de materie als in wezen gelijk aan de velden in de ledige ruimte. Deze opvatting heeft de verdienste, de electro-magnetische natuur van het licht te doen begrijpen de opvatting van krachten op een afstand, is er uit verdwenen. Hertz in het bij- zonder heeft hierop de aandacht gevestigd. De heerschende Engelsche school vond dus geen samenhang van het veld, met het be- grip der stof van Newton. Voor den tijd. waarop Lorentz zijn strijd begon, zijn de moeilijkheden karakteristiek, waarop de theorie van Maxwell toen stiet. De lichtvoortplanting in de materie is veel gecompliceerder, dan die in de leege ruimte: in de materie vertoont het licht dispersie, d.w.z.: lichtgolven van verschillende kleur, heb- ben in de materie verschillende snelheden, dan is er nog de aniso-tropie der kristallen. Al deze verschijnselen waren moeilijk voor de orthodoxe Maxwellsche school. Het gemeen- schappelijk kenmerk voor die moeilijkheden is. dat het verloop der verschijnselen in een medium toch natuurlijk anders opgevat moet worden dan in de leege ruimte. Ook de be- roemde proef van Fizeau dwong ertoe, de orthodoxe Maxwellsche opvattingen te verlaten. Beweegt namelijk de materie zich en vragen we, hoe de velden in de materie relatief ten opzichte van de materie zich voortplanten, dan moest het consequent vasthouden aan Maxwell’s theorie zoo zijn: de relatieve snelheid is steeds dezelfde als de snelheid in het stilstaande medium. De „medevoeringscoëfficient” zou dus gelijk aan de eenheid zijn. In- derdaad, aldus spr., indien de formuleering door Hertz van Maxwell’s opvattingen Juist ware geweest, dan zou dit zoo moeten zijn. De invloed der beweging op de snelheid is ech- ter volgens de experimenten geringer dan aangegeven: de theorie kon dus niet juist zijn. Hier begint, aldus vervolgde spr., de synthese van Lorentz, de definitieve synthese tus- schen de oude theorie van de rol der electrische lading van materieele deeltjes en de veld- theorie. Dapper, revolutionair en zeer diep is zijn oplossing. Een veld bestaat in de materie als zoodanig in het geheel niet. doch slechts in de ledige ruimte, of zooals men zegt: de aether is de drager van een veld.